Eén: de uitspraak van de rechter om Shell een klimaatdoel op te leggen is een wonderlijke triomf van het neoliberalisme. Private partijen wordt nu een zware stem toegedicht in de besluitvorming over de commons, een meent of gemeynt: onze gemeenschappelijke hulpbronnen, waaronder het klimaat. Maar over de commons hoort de gemeenschap, vertegenwoordigd door haar democratisch gekozen overheden, te beslissen, niet een private onderneming. Dat geldt ook voor de verdeling van de gebruiksrechten over de gebruikers.
Twee: de uitspraak is onvoldoende doordacht vanuit het energie- en klimaatsysteem. Daardoor kunnen er onverwachte en zelfs averechtse effecten zijn.
En drie: een concept van science-based targets wordt ingeruild voor een subjectieve interpretatie van een niet-eenduidige maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm. Deze vervangt meer objectieve uit de wetenschap af te leiden standaards die gebaseerd zijn op begrip van het klimaatsysteem, het koolstofbudget en op het inzicht dat mogelijkheden voor landen en sectoren om binnen het koolstofbudget te blijven sterk uiteen kunnen en ook mogen lopen.
Het klimaat, of zo u wilt klimaatsysteem, is typisch een commons, de gezamenlijke hulpbronnen van een (in dit geval wereld)gemeenschap. Commons dienen bestierd te worden door vertegenwoordigers van de gemeenschap die deze commons in beheer heeft en gebruikt. Bij gebrek aan een global commons governance-orgaan zijn ‘s werelds natiestaten de partijen waar we het mee moeten doen. Die dienen vast te stellen welke mate van gebruik van die commons veilig en duurzaam, ook in de zin van volhoudbaar, mag heten. Voor klimaat is dat, met horten en stoten, ook zo gegaan: maximaal 2 graden opwarming, liever nog maximaal 1,5 graad, dat is in Parijs afgesproken. Een grenswaarde aan de opwarming stellen impliceert een carbon budget: de hoeveelheid koolstof die nog maximaal in de atmosfeer mag worden geloosd op straffe van overschrijding van de afgesproken grenswaarde.
De verdeling van dat carbon budget over staten, regio’s, publieke en private ondernemingen, consumenten en andere koolstoflozers is eveneens een zaak van de gemeenschap als geheel. Daarover kan besloten worden op basis van criteria als eerlijkheid en billijkheid, economische efficiëntie en andere. Via een mix van beleidsinstrumenten kan het algemene, collectieve doel in uitvoerbare brokken op het bord worden gelegd van groepen, personen en ondernemingen die daadwerkelijk de emissiereducties moeten plegen: verhandelbare emissierechten, heffingen, vergunningen, normen, convenanten, verplichtingen, wat al niet. Dat is van belang omdat in het klimaatsysteem niet om individuele emissies van een individuele speler gaat, maar om de optelsom van alle aldus gereguleerde emissies. Die moeten binnen het koolstofbudget blijven. Op overschrijding van het mondiale koolstofbudget of de deelbudgetten per land of groep landen als de EU zouden alleen staten aanspreekbaar moeten zijn, zoals in de Urgenda-zaak, niet de consumenten of producenten, wat in de Shell-zaak gebeurt. Bedrijven en producenten zouden alleen aanspreekbaar moeten zijn, ook juridisch, als ze zich niet aan spelregels en instrumenten houden via welke een algemeen koolstofbudget naar individuele verantwoordelijkheden wordt vertaald.
Natte neoliberale droom
De uitspraak van de Haagse rechtbank staat haaks op deze overwegingen.
De rechtbank vindt dat Shell als een staat moet worden behandeld en op de zorgplicht à la die van een staat mag worden aangesproken. Daarmee komt een deel van de verantwoordelijkheid voor de zorg voor de commons bij een private onderneming te liggen. Dat is de ultieme natte droom van het neoliberalisme, in de geest van Ayn Rand’s Atlas Shrugged, waarin gemeenschappelijke waarden en belangen niet worden erkend dan wel moeten worden geprivatiseerd om het individu, en volgens deze ideologie ook het grotere goed te dienen. Deze visie is me een doorn in het oog.
Omgekeerd impliceert de uitspraak van de rechtbank ook dat Shell, en andere multinationale ondernemingen, mee zouden moeten (kunnen) doen aan de onderhandelingen over het klimaat. Wie verantwoordelijk wordt gehouden voor een zorgplicht moet immers ook over die zorgplicht mee kunnen onderhandelen. Shell zou zich met de uitspraak van de Haagse rechtbank in de hand toegang kunnen verschaffen als volwaardige deelnemer aan de klimaatconferentie in Glasgow eind dit jaar, om met staten te onderhandelen over onder meer het koolstofbudget en de verdeling en instrumentatie daarvan. Dat moeten we absoluut niet willen, maar de rechtbank zet, op verzoek van de eisende partijen, de deuren daarvoor open. Te vrezen is dat dat de wel waardevolle Urgenda-zaak, waarin terecht de staat werd aangesproken, kan ondermijnen. Het wordt nu makkelijker voor staten om hun hoofdverantwoordelijkheid voor de commons af te schuiven, immers private ondernemingen hebben in de visie van de rechtbank, en de eisers, óók een verantwoordelijkheid voor het geheel. Als ik een politicus zou zijn die niets van klimaatbeleid moet hebben wist ik het wel: dit vonnis is dé manier om van mijn politieke verantwoordelijkheid weg te draaien.
Subjectieve norm
De uitspraak van de rechtbank vervangt een heldere redenering (temperatuur, koolstofbudget, toedeling budget aan actoren, instrumentatie) door een subjectieve en voor verschillende interpretaties vatbare ‘ongeschreven zorgvuldigheidsnorm’, die de rechtbank zelf voor de Shell-zaak invult. De rechtbank maakt er 45% reductie in 2030 (ten opzichte van 2019) van.
Dat is merkwaardig omdat, zoals gezegd, de verdeling van het carbon budget over landen en emissiesectoren een publieke afweging dient te zijn, die niet afhankelijk mag zijn van een subjectieve inschatting van een bedrijf of, bij een logischerwijs ontbreken van die inschatting, van de subjectieve inschatting door de rechter. Daarbij komt dat een globaal nodig geachte emissiereductie in de tijd niet één op één overgenomen kan en mag worden voor een bedrijf, sector of zelfs maar land. Dat zou ongerijmde en unfaire uitkomsten geven. In de mondiale onderhandelingen en in de talloze wetenschappelijke scenario’s wordt dat ook onderkend: er zijn verschillende routes die tot 1,5 of 2 graden kunnen leiden. Zie bijvoorbeeld de recente IEA-routekaart naar netto klimaatneutraal in 2050. Die routekaart, zoals veel andere taakstellende scenario’s, knikkert eerst en boven alles kolen uit de mondiale brandstofmix, terwijl olie- en gasinzet ook teruglopen, maar minder snel dan kolen, met 23% respectievelijk 8% in 2030. Vreemd genoeg onderkent de rechtbank zelf ook dat vertaling van mondiale doelen naar sectoren of bedrijven ongerijmdheden geeft, maar legt toch 45% op. Als een rechtbank al meent een ‘ongeschreven zorgvuldigheidsnorm’ naar reductiedoelstellingen te moeten vertalen, gebruik dan tenminste doordachte en kwantitatieve scenario’s en routekaarten om met getallen te komen die ergens op slaan. De 45%-reductie-eis is een slag in de lucht, en opent de deur naar verdere willekeur, terwijl we sinds Parijs nu eindelijk op weg waren naar doordachte, onderbouwde en door verantwoordelijke staten geaccordeerde doelen.
Op het collectieve niveau is, met andere woorden, wel een zorgvuldigheidsnorm ter voorkoming van gevaarzetting en schending van mensenrechten te formuleren, en die is ook al geformuleerd (de maximaal toelaatbare opwarming), maar zo’n zelfde zorgvuldigheidsnorm verliest zijn betekenis als deze wordt toegepast op een deel van het systeem zoals een individueel bedrijf.
It’s the system, stupid
Dit maakt duidelijk dat de rechtbank niet naar de systeemdoorwerking van het eigen vonnis heeft gekeken. Een consequentie kan bijvoorbeeld zijn dat de beoogde gelijktijdige verschuiving van kolen en olie naar gas en van gas naar hernieuwbaar, zoals in de IEA-routekaart is neergezet, minder makkelijk plaats kan vinden als aan een overwegend gas- en oliebedrijf reductiedoelen worden opgelegd en aan kolenbedrijven niet. Het effect laat zich raden: het klimaat gaat er dan eerder op achteruit dan op vooruit. It’s the system, stupid: wie een ingreep pleegt in een complex (energie)systeem zonder de werking van dat systeem te snappen kan zich misschien wel moreel op de borst kloppen, maar de effectiviteit zou wel eens nul of negatief kunnen zijn. De kans bestaat zelfs dat een morele zorgvuldigheidsnorm toegepast op een deelsysteem de zorgvuldigheid voor het collectief in gevaar brengt.
Ja maar, zie ik in reacties, deze rechtszaak is historisch en opent deuren om meer grote vervuilers aan te pakken. Dat onderstreept mijn bezwaar: zo kunnen overheden, die geacht worden namens ons allen te opereren te makkelijk de dans ontspringen, en komt de verantwoordelijkheid ten onrechte te liggen bij de burgers die kennelijk overal ter wereld dan maar talloze rechtszaken moeten aanspannen om uiteindelijk toch een level playing field te creëren en free riders te weren. Dat vraag nogal wat. Wereldwijd is Shell immers maar een kleine vis. Saudi Aramco is bijvoorbeeld dik drie keer zo groot als Shell (in miljoen vaten productie per dag gemeten), Gazprom is bijna 2,5 keer zo groot. In het gunstigste geval zullen de burgers die Saudi Aramco respectievelijke Gazprom via de rechter tot 45% emissiereductie willen dwingen niet ontvankelijk worden verklaard, maar reëler is de vrees dat ze ergens in stukken in een ambassade zullen worden teruggevonden respectievelijk niet meer van een hoge dosis novitjsok zullen herstellen.
Oproep
Nee, met deze uitspraak van de rechtbank in Den Haag slaan we mijns inziens een faliekant verkeerde weg in.
Ik roep de eisers op zich nog eens grondig te bezinnen of ze deze route wel verder willen bewandelen. Je hebt je spierballen laten zien, je hebt macht getoond, en dat is goed, want tegenmachten zijn nodig. Maar bezint nu eer ge verder gaat.
Ik hoef Shell waarschijnlijk niet op te roepen in beroep te gaan, dat zal sowieso wel gebeuren. Ik roep Shell wel op dan niet alleen argumenten van eigenbelang en onhaalbaarheid in te brengen, maar vooral ook principiële argumenten over hoe we over de global commons moet worden besloten. Als het kapitalistisch Shell in hoger beroep kan helpen voorkomen dat de zorg over de commons deels geprivatiseerd wordt, zoals de eisers en de rechtbank verlangen, is dat van onschatbare waarde.
Eerder verschenen als column in Energiepodium, juni 2021