Hieronder een overzicht van de actuele projecten en publicaties.
Dit rapport omvat een analyse van het discours over energiewinning (met name wind en gas) in de Noordzee en de Waddenzee. Een ‘discours’ is het maatschappelijk gesprek, al dan niet actief georganiseerd, waarin betrokkenen en belanghebbenden ideeën en zienswijzen uitwisselen, en zo de werkelijkheid structureren, en mogelijk ook (maar niet per se) tot gedeelde ziens- en handelwijzen komen. Het rapport laat zien dat het maatschappelijk gesprek (discours) over het energiesysteem in de Noordzee en Waddenzee versnipperd is.
Lees blogpostDownload rapportA Carbon Takeback Obligation (CTBO), requiring producers and traders of fossil fuels to realise carbon capture and storage, is a promising and powerful instrument to decarbonise the remaining fossil energy use. The support for it is growing.
Lees blogpostDownload rapportHet energiesysteem van de toekomst vergt een goed afgestemd samenspel tussen producenten van energie, netwerkbedrijven, gebruikers van energie en overheden. Een brede coalitie van marktpartijen heeft het initiatief genomen om te onderzoeken hoe dit belangrijke samenspel voor de toekomst goedgeorganiseerd kan worden. Dat heeft geresulteerd in een handreiking voor het orkestreren van systeemintegratie in Nederland. Rapport van MSG Strategies en De Gemeynt onder auspiciën van St. Energie Dialoog Nederland.
Lees blogpostDownload rapportHieronder geven we een overzicht van rapporten die wij de afgelopen jaren hebben gemaakt.
Dit rapport omvat een analyse van het discours over energiewinning (met name wind en gas) in de Noordzee en de Waddenzee. Een ‘discours’ is het maatschappelijk gesprek, al dan niet actief georganiseerd, waarin betrokkenen en belanghebbenden ideeën en zienswijzen uitwisselen, en zo de werkelijkheid structureren, en mogelijk ook (maar niet per se) tot gedeelde ziens-en handelwijzen komen. Het rapport laat zien dat het maatschappelijk gesprek (discours) over het energiesysteem in de Noordzee en Waddenzee versnipperd is. Er zijn in wezen verschillende en afzonderlijke parallelgesprekken: 1) Er is een discours over de energiewinning in de Noordzee respectievelijk de Waddenzee, met name over de impacts van activiteiten op de natuur, en over gebruik de verdeling van schaarse ruimte. 2) En er is een discours over het energiesysteem in het licht van klimaatverandering en de noodzaak van verregaande emissiereducties. Sinds begin 2022 is dat discours uitgebreid met het onderwerp van geopolitieke energieontwikkelingen en de hoge prijzen en beperkte beschikbaarheid van energie die daar het gevolg van zijn. Het rapport geeft inzicht en achtergronden van verschillende deelgesprekken en discoursgemeenschappen die elkaar maar beperkt overlappen en beperkt kennis en inzichten uitwisselen: 1) De energie-en klimaatdiscussie, 2) De Waddenzeediscussie en 3) De Noordzee discussie. Ook op het gebied van beleidsvorming, planning en governance is er sprake van gescheiden werelden. Het rapport schetst een aanpak waarin deze gebieden samenkomen en samenwerken.
Het biogrondstoffenbeleid is gericht op het afbouwen van laagwaardige, lees energetische toepassingen, en het stimuleren van hoogwaardige toepassingen waarbij biogrondstoffen voor materiaaltoepassingen worden ingezet. Het beleidsterrein is zeer breed, vanaf productie en herkomst van biogrondstoffen inclusief certificering naar de vele toepassingen. En het beleid heeft raakvlakken met verschillende andere beleidsterreinen zoals het klimaatbeleid, het energiebeleid, het circulaire-economiebeleid, het natuurbeleid en het landbouwbeleid. In de gesprekken met de stakeholders komen drie onderwerpen naar voren die een meer ‘overkoepelend’ karakter hebben. 1) De stakeholders geven aan dat het biogrondstoffenbeleid nog teveel aandacht heeft voor het ondersteunen van andere beleidsgebieden en met name het klimaat-en het energiebeleid, in plaats van een eigenstandig beleidsterrein te zijn met eigendoelen en instrumenten. 2 )Het biogrondstoffenbeleid is beleid in ontwikkeling gericht op het vervangen van eindige grondstoffen door hernieuwbare grondstoffen (de grondstoffentransitie), en is gericht op het stimuleren van hoogwaardige toepassingen van de biogrondstoffen. 3) Gezien de omvang van het beleidsterrein en de omvang van de grondstoffentransitie is er behoefte aan transitiebeleid dat tussendoelen stelt, en er is behoefte aan beleid dat ‘meebeweegt’ met de ontwikkelingen. De verdere uitwerking en implementatie van dit beleidsterrein vraagt om grotere betrokkenheid van meerdere stakeholders. Op basis van deze inventarisatie heeft Berenschot, met wie De Gemeynt de opdracht heeft uitgevoerd, beleidsaanbevelingen geformuleerd.
Policy Brief: Carbon Takeback Obligation CTBO
Policy Brief - Carbon Takeback Obligation (CTBO) - English
Final report Carbon Takeback Obligation CTBO phase 2.
Annex to the CTBO final report phase 2
Legal showstopper analyses for a Carbon Takeback Obligation CTBO, annex to the CTBO final report phase 2
Policy Brief: Carbon Takeback Obligation CTBO, Dutch and English versions
De huidige plannen voor de energietransitie voor bedrijven en de industrie in Noord-Nederland geven geen duidelijk beeld wat de ruimtelijk-economische effecten zijn of wat die zouden kunnen zijn. Er zijn veel plannen voor de energietransitie die vrijwel zonder uitzonderingruimtelijk-economische effecten zullen gaan krijgen. Voorbeelden zijn de II3050,voor de energie-infrastructuur en de CES’en, voor de industrieclusters. Maar wat die effecten zijn, wanneer, voor wie en wat daarvoor nodig is, is nu speculatief. In een serie gesprekken en een werkplaats is nagegaan hoe die impacts in kaart gebracht kunnen worden en hoe die samenhangen van andere ruimtelijke vraagstukken. In het rapport wordt het voorstel gedaan hoe de drie noordelijke provincies, in samenspraak met het rijk, in vijfstappen de ruimtelijke effecten van de energietransitie voor bedrijven en de industrie in kaart kan brengen.
De industrie in Emmen kan garen spinnen bij een betere samenwerking. Dit rapport geeft aan dat een intensievere samenwerking van de industrie en bedrijven in en rond Emmen kansen geeft op het gebied van de energie- en grondstoffentransitie. De industrie en de gemeente Emmen hebben gezamenlijk de sleutels in handen om de aarzelingen te doorbreken en een initiatief te starten. Het voorstel is om daartoe een industrietafel Emmen te starten. Daarna kunnen vervolgstappen worden gezet: ontwikkeling van een gezamenlijk beeld/toekomstvisie, het maken van een plan de campagne, zoeken naar financieringsmogelijkheden, uitbreiden van de samenwerking met o.a. de provincie Drenthe, gezamenlijke lobby voor passende randvoorwaarden.
Waterschappen zorgen sinds de Middeleeuwen voor de waterhuishouding in ons land en doen dat met succes. Wat een Waterschap is voor de waterhuishouding, kan een Warmteschap worden voor de warmtevoorziening in de gebouwde omgeving. Een Warmteschap is een organisatie die vanuit maatschappelijke doelen in een bepaald gebied zorgt dat we overstappen van aardgas naar emissievrije energie in de gebouwde omgeving. De kern van het Warmteschap wordt gevormd door uitvoerders van de warmtetransitie die werken vanuit het publieke belang.
The Carbon Takeback Obligation (CTBO) is a new policy instrument that could ensure that CO2 from fossil energy no longer ends up in the atmosphere. It requires producers and importers of fossil fuels such as oil, coal and gas to make sure that an increasing percentage of the amount of carbon extracted is also permanently stored. This can be done by, among other things, CO2 capture and storage. This instrument will give a strong additional stimulus for the energy transition.
Een nieuw beleidsinstrument kan ervoor zorgen dat er binnen afzienbare tijd geen CO2 uit fossiele brandstoffen meer in de lucht belandt. Deze zogeheten Carbon Takeback Obligation (CTBO)regelt dat producenten en importeurs van fossiele brandstoffen ervoor zorgdragen dat een (uiteindelijk tot 100%) toenemend percentage van de hoeveelheid koolstof die uit de bodem wordt gehaald ook weer permanent wordt opgeslagen. Dat kan door onder meer CO2-afvang en -opslag. De CTBO is zo - door kostenstijging van ‘fossiel’ -een sterke extra prikkel voor de energietransitie en bovendien een verzekering dat CO2-vervuiling op termijn verdwijnt.
In Nederland is de ambitie om in 2050 een circulaire economie te hebben. Dit is zowel vastgelegd in het regeerakkoord als in het Grondstoffenakkoord. Inmiddels wordt er op tal van plekken en onderdelen hard gewerkt aan het vormgeven van deze ambitie. Het is van groot belang om goed te monitoren hoe deze transitie verloopt en waar we op dit moment staan. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft de eerste integrale rapportage over de voortgang van de transitie van de circulaire economie in Nederland opgesteld: https://www.pbl.nl/publicaties/integrale-circulaire-economie-rapportage-2021
Het Groene Brein heeft hiervoor een beleidsinventarisatie gemaakt. Jan Paul van Soest, De Gemeynt, lid van Het Groene Brein, werkte mee aan de inventarisatie.
In de Van der Pekwijk in Amsterdam Noord hebben ruim 20 bewoners meegewerkt aan een onderzoek naar mogelijkheden om ‘van het aardgas af te gaan’ om de huizen klimaatneutraal te maken. De wijze waarop dat georganiseerd en uitgevoerd is heeft tot ongenoegen geleid bij de betrokken bewoners. Hans Wiltink, De Gemeynt, was en is een van die bewoners. Hij beschrijft zijn ervaringen en beziet die in het licht van het bredere energiebeleid voor de gebouwde omgeving.
Het energiesysteem van de toekomst vergt een goed afgestemd samenspel tussen producenten van energie, netwerkbedrijven, gebruikers van energie en overheden. Een brede coalitie van marktpartijen heeft het initiatiefgenomen om te onderzoeken hoe dit belangrijke samenspel voor de toekomst goedgeorganiseerd kan worden. Dat heeft geresulteerd in een handreiking voor het orkestreren van systeemintegratie in Nederland.
De restwarmte die in het Rotterdamse industriële complex beschikbaar is en nu in de atmosfeer of in koelwater verdwijnt is voldoende om een gebied met afstand en tot grofweg 40 kilometer van de bronnen van restwarmte te voorzien (de relevante markt, ‘groot-Rotterdam’). Veel studies laten zien dat een brede, substantiële inzet van restwarmte een optimale oplossing voor de warmtetransitie is. Deze is, ook in de regio Rotterdam - afhankelijk van de precieze omstandigheden en uitvoering, goedkoper dan de alternatieven om de CO2-uitstoot van de gebouwde omgeving in lijn met het Klimaatakkoord drastisch en blijvend te reduceren. Maar als alle betrokken spelers blijven doen wat ze tot dusverre deden, blijven de ontwikkelingen zoals ze tot dusverre waren, en komt de maatschappelijk optimale situatie niet tot stand. Dat vergt een verandering van ieders inzet, van het samenspel, en van de spelregels die ieders inzet mede bepalen. Dat verkennen en beargumenteren we in dit essay.
We schreven het op verzoek van het Warmtebedrijf Rotterdam, maar het gaat maar beperkt over het Warmtebedrijf sec, het gaat vooral over de bestuurlijke en maatschappelijke context waarbinnen een optimale warmtetransitie voor met na mede gebouwde omgeving tot stand kan komen. Welke rollen welke spelers, waaronder het Warmtebedrijf, daarin uiteindelijk pakken en met welke strategie is niet aan de schrijvers van dit stuk. Maar het is wel aan alle spelers gezamenlijk om over die context na te denken en er afspraken over te maken, zodat de enorme mogelijkheden ook daadwerkelijk gerealiseerd kunnen worden. We denken dat dat kan, en doen daar ook een voorstel voor.
De Gemeynt heeft in opdracht van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB)/Beraad Groenfondsen een onderzoek gedaan naar en advies uitgebracht over de herziening van de projectcategorieën van de Regeling Groenprojecten. Het Beraad Groenfondsen van de NVB stelt eens in de zoveel jaren wijzigingen en aanpassingen van verschillende projectcategorieën voor. Aan De Gemeynt is gevraagd om de voorgestelde wijzigingen te scoren op de effectiviteit en verduurzamingsimpact op vier beleidsgebieden: klimaat, circulaire economie (in dit rapport wordt afgekort als CE), biodiversiteit en stikstof.
Aan ons is voorts gevraagd om suggesties te geven voor additionele categorieën. Omdat de verschillende banken veel suggesties hebben gedaan voor aanvullingen, zijn onze aanvullingen op dat vlak beperkt en hebben wij ons meer gericht op dealgemene observaties over de opzet en indeling van de Regeling Groenprojecten.
Het rapport start met een aantal conclusies naar aanleiding van het ‘scoren’ van de door de banken voorgestelde wijzigingen. In het tweede deel doen wij een aantal voorstellen die te maken hebben met de wijze waarop de Regeling Groenprojecten inde praktijk wordt uitgevoerd en functioneert.
Uit het klimaatakkoord vloeit voort dat regio’s zogeheten RES’en opstellen: Regionale Energie Strategieën. Een RES beoogt binnen een sociaaleconomisch samenhangende en overzienbare regio aan te geven hoe de energiehuishouding, gegeven de nationale klimaatdoelstellingen, zich zou moeten ontwikkelen. Drenthe is als geheel één RES-gebied. Deze transitie raakt aan alle sectoren: economisch, ruimtelijk, sociaal (draagvlak),kosten/baten en verdeling daarvan – om maar enkele aspecten te noemen. Die aspecten bepalen de discussies bij de planvorming, maar zullen misschien nog wel meer bepalend zijn bij de implementatie van de plannen. Dan immers raken de ontwikkelingen direct de burgers, de boeren, de energiecoöperaties, de terreinbeheerders, de bewoners, de omwonenden, de bedrijven, de dakeigenaren, de energieleveranciers, de netwerkbedrijven, de woningcorporaties, en al die andere betrokkenen en belangen die besluiten al dan niet te investeren, al dan niet mee te werken, al dan niet voorwaarden te stellen. Om die redenenis een vroegtijdige betrokkenheid van maatschappelijke en zakelijk betrokkenenvan belang.
In Drenthe hebben VNO-NCW, LTO, het Drents Landschap, de Drentse KEI (coöperaties) en de Natuur- en Milieufederatie Drenthe elkaar opgezocht om te bezien of een zoveel mogelijk gezamenlijk perspectief op de energietransitie in Drenthe kon worden ontwikkeld. Dat is MET Drenthe geworden: Maatschappelijke Energie Transitie Drenthe. Hierbij zijn tevens woningcorporaties en netbeheerder Enexis geraadpleegd. Voor het ontwikkelen van een denkkader en het voorbereiden van een ‘dashboard’ (zie verder) is ondersteuning gezocht van De Gemeynt.
Voorliggend rapport is de rapportage van De Gemeynt aan de MET Drenthe-organisaties en aan het RES-bureau.
Het gebruik van biomassa, met name voor energieopwekking, ligt op dit moment onder een vergrootglas. De media laten duidelijk zien hoe verschillend er wordt gedachten hoe verschillende waardepatronen tot verschillende ‘feiten’, weging van feiten en geloofwaardigheid van bronnen leiden. De Gemeynt heeft samen met MSG, in opdracht van PBL, een proces uitgevoerd van joint fact-finding. Samen met stakeholders is geanalyseerd welke wereldbeelden, opvattingen en waarden te onderscheiden zijn van daadwerkelijke kennis, feiten, gegevens, inschattingen en inzichten als het over herkomst en toepassing van biomassa gaat.
In het Klimaatakkoord is aangegeven dat de kennisondersteuning van gemeenten, provincies, regio’s en andere betrokkenen efficiënt en effectief moet worden ingericht. In opdracht van EZK en RVO is een verkenning uitgevoerd naar een mogelijke invulling van een Expertisecentrum Energietransitie (ECE) mede bezien in het licht van de plannen voor het Expertisecentrum Warmtetransitie (ECW) en de Regionale Energie Strategieën (RES’sen) en mogelijke samenwerking met het ECW. Daarbij is antwoord gegeven op de vraag naar nut en noodzaak, naar het doel van het ECE en welke ondersteuning, kennis en expertise het ECE kan gaan leveren en aan welke partijen.
Alhoewel een eindberging voor radioactief afval volgens het staande beleid pas over ruim honderd jaar, rond 2130, gerealiseerd moet zijn, heeft de ANVS in zijn hoedanigheid van beleidsadviseur van de bewindspersoon, besloten om te verkennen welk proces tot besluitvorming zou kunnen leiden. Zo'n proces is beschreven in de eindrapportage Diepgravende Dialogen, Bouwen aan Vertrouwen van de Kwartiermaker Klankbordgroep Eindberging Radioactief Afval (2018). Als vervolg op de genoemde eindrapportage heeft De Gemeynt van ANVS de opdracht gekregen om de Klankbordgroep Eindberging Radioactief Afval daadwerkelijk voor te bereiden. De Klankbordgroep krijgt als taak om een participatief besluitvormingsproces voor de eindberging van radioactief afval te doordenken en uit te werken en over proces, overwegingen en bevindingen advies uit te brengen, mede door zelf zijn werkwijze al - op beperkte schaal met experts en een kleine groep stakeholders - als participatief proces vorm te geven.
In samenwerking met het ISPT is in opdracht van Fertilizers Europe een onderzoek uitgevoerd naar de wijze waarop m.b.v. elektrolyse in 2030 ammoniak kan worden geproduceerd met aanzienlijk minder emissies van CO2 dan bij het huidige productieproces.
De industrie- en de energietafel van het Klimaatakkoord hebben een routekaart waterstof laten opstellen door meer dan 20 organisaties. De Gemeynt was organisator en penvoerder van het proces.
De circulaire economie (CE) vraagt om nieuwe vormen van samenwerking van de overheid met organisaties die al lang actief zijn met de CE en met nieuwe organisatie. Ten behoeve van dit rapport zijn initiatieven, NGO's in brede zin, stakeholders en maatschappelijke ondernemingen op het gebied van de circulaire economie globaal in kaart gebracht. In samenwerking met zowel de NGO’s als I&W is bekeken hoe het samenspel tussen overheden en deze actoren zo effectief mogelijk kan verlopen, gericht op de implementatie van de Transitieagenda's kunststoffen en consumentengoederen. Daarbij is gekeken naar de succes- en faalfactoren voor deze maatschappelijke ondernemingen en ondernemende NGO’s bij de uitvoering van de transitie naar een circulaire economie. Van daaruit zijn voorstellen gedaan voor condities die de overheid kan scheppen om de bijdrage van NGO's, 'NGO-achtigen', maatschappelijke initiatieven en circulaire bedrijven aan de uitvoering van de transitie naar een circulaire economie te optimaliseren. In dit rapport gebruiken we de term CE-initiatieven voor al deze organisaties. Dit leidt tot de centralevraag die dit rapport beoogt te beantwoorden: Hoe kan door andere en betere samenwerking tussen I&W, CE-initiatieven en sleutelspelers in de Circulaire Economie de transitie worden versneld?
Dit rapport is opgesteld door De Gemeynt en Oliithe.
In 2017 heeft het Bestuurlijk Overleg (BO) besloten in het kader van de voorgenomen gaswinning in Ternaard in te zetten op een Omgevingsproces, waarbij de zorgen, wensen en ontwikkelmogelijkheden van het gebied centraal dienen te staan. Het heeft De Gemeynt gevraagd als verkenner en kwartiermaker op te treden voor dit Omgevingsproces met als doel het beantwoorden van de volgende vragen: Is het nodig en wenselijk een Omgevingsproces in uitvoering te nemen, en biedt het voldoende kans op succes? Als tot zo'n Omgevingsproces wordt besloten, hoe zou dat er dan uit kunnen zien?
Klimaatverandering zal, bij ongewijzigd beleid, de gehele economie - de Voedings- en Genotmiddelenindustrie (VGI) is daarop geen uitzondering - gaan beïnvloeden. Misschien wordt de VGI-sector zelfs wel meer dan gemiddeld geraakt. De klimaatverandering, waarvan de eerste effecten zich al laten zien, wordt veroorzaakt door de sterk gestegen concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer. Het rapport geeft een voorzet voor zo'n brede strategie in voor het onderdeel mitigatie en beleid: op weg naar verregaande emissiereducties, inspelend op het huidige overheidsbeleid en op wat er in de toekomst te verwachten is.
In de rol van kwartiermaker heeft De Gemeynt een breed gedragen organisatieplan voor het Expertisecentrum Warmtetransitie (ECW) opgesteld. Het ECW heeft als primaire taak de gemeenten te ondersteunen bij het, samen met relevante stakeholders (bewoners,netwerkbedrijven, woningcoöperaties en warmtebedrijven) nemen van beslissingen over de toekomstige warmtevoorziening. Bij het opstellen van dit organisatieplan is gekeken naar integratie van het informatie- en discussieportal Green Deal Aardgasvrije wijken en het Nationaal Expertcentrum Warmte in het Expertcentrum.
Circulaire Economie-, Energie- en Klimaatbeleid. Een verkenning naar de samenhang van deze beleidsterreinen die gericht zijn op het verduurzamen van de economie.
De Gemeynt heeft een pilotproject habitatbanking uitgevoerd op de Veluwe waarbij het Natuurpuntensysteem voor het kwantificeren van verlies en winst van natuurwaarde is toegepast en is vertaald in biodiversiteitscredits voor vier proefgebieden op de Veluwe. De uitkomsten van de vier pilots zijn vertaald in aanbevelingen voor een brede implementatie van habitatbanking in Nederland.
Qurrent is een energiecoöperatie die samen met haar leden zoveel mogelijk zelf duurzame energie opwekt en deze aan haar leden levert, in combinatie met het besparen van energie. Qurrent wil tevens een initiërende en richtinggevende rol spelen in de energietransitie, zodat Nederland 'energieneutraal' wordt. Qurrent wil maatschappelijke impact hebben. De combinatie van enerzijds producent en leverancier en anderzijds ‘systeemveranderaar’ vraagt van het bedrijf om op meerdere borden (opwek, levering, besparing én systeemverandering) te schaken. Om die visie te kunnen realiseren is een goede strategie nodig en een monitoringsysteem. Het monitoringsysteem bestaat uit verschillende indicatoren die laten zien of de visie wordt gerealiseerd en waar de uitvoering achterloopt, zodat kan worden bijgestuurd.
Dit rapport beschrijft de manier waarop Qurrent zijn ambities op het gebied van maatschappelijke impact wil meten en inzichtelijk wil maken. Dit monitoringsysteem heeft als doel om prestaties te kunnen meten, (bij)te sturen en om de resultaten op dit gebied te publiceren.