“Het complete mest- en gebiedsbeleid werd teruggedraaid zonder enig alternatief, de rode diesel voor landbouw werd heringevoerd, de strengere normen voor binnenstedelijk vervoer gaan in de ijskast, er ging geen politieke delegatie naar de biodiversiteitstop in Colombia, de gereserveerde middelen voor landbouw- en klimaattransitie zijn geschrapt – enfin, de lijst is verder aan te vullen.”
Dan hebben we het alleen nog maar over duurzaamheidsbeleid. De kranten staan dagelijks vol over vermeende migratie- en asielproblemen die ‘crisis’ of ‘ervaren crisis’ worden gedoopt om toch maar vooral reactionair zondebokkenbeleid te kunnen voeren, liefst zonder democratisch debat en legitimering.
Reactionairisme en revanchisme zit dit kabinet in het bloed, kennelijk, alsmede wat de Amerikaanse socioloog Riley Dunlap ‘antireflexiviteit' noemt: verzet tegen de kennis over de impact van ons maatschappelijke en economisch handelen die tot actie zou kunnen aanzetten. Ontkenning dus, niet per se uit dommigheid maar om de eigen politieke visie en doelen te realiseren. “Als ik niet kijk, heb ik het niet gezien (bis), wist ik er niets van, kunnen ze mij niets maken, dus ik kijk niet”, zong Bram Vermeulen in 1980.
Hoewel deze houding ongetwijfeld voortkomt uit het idee dat de kiezers, achterbannen en belanghebbenden geholpen zijn met het ontkennen van de problematiek, en met een politiek van inactie en terugdraaien van eerdere plannen, is het effect het tegenovergestelde. In de afgelopen pakweg tien jaar is het besef sterk gegroeid dat de koers die we tot dan volgden niet houdbaar is en dat wezenlijke veranderingen nodig zijn. Noem ze transities, al is het woord in dit kabinet taboe. Er is een spreiding van opvattingen over de noodzaak van transities in de samenleving, die de afgelopen jaren merkbaar is opgeschoven naar meer support voor duurzame veranderingen. Bedrijven en hun organisaties zien de nieuwe werkelijkheid ontstaan en nemen maatregelen, en anticiperen op verwacht en gewenst overheidsbeleid, zodat de inspanningen ook op de ene of de andere wijze ‘beloond’ kunnen worden en zinvolle investeringen blijken te zijn. Daar zit de moeilijkheid: als een kabinet niet voortbouwt op de in gang gezette transitie, maar de noodzaak van verduurzaming ontkent en eerder voorbereide maatregelen achterwege laat of zelfs terugdraait, dan is dat op twee manieren schadelijk.
Ten eerste is er de schade ten gevolge van het niet-opgeloste probleem: van klimaatverandering door de accumulatie van broeikasgassen, van stikstofdepositie, van mestoverschotten, van waterkwaliteitsverslechtering, van dierenonwelzijn en andere vragen, samen te vatten onder de noemer ‘the cost of inaction’.
Een tweede schadepost is een direct economische: af te waarderen investeringen in tijd en geld bij bedrijven die zich op de omslag voorbereidden maar hun inspanningen door de koerswijziging niet beloond, en soms zelfs afgestraft zien. Het zou de moeite waard zijn deze schadeposten in geldwaarden uit te drukken. Voor de eerste post (de externe kosten) wordt dat ook wel gedaan; 6 jaar geleden raamde het Planbureau voor de Leefomgeving alleen al de milieuschade in Nederland op 31 miljard euro. Tel daar nog vele andere posten die moeilijker te kwantificeren zijn bij op, en er begint zicht te komen op de kosten van reactionair, antireflexief beleid, op de prijs van de ontkenning.
De klemmende vraag is natuurlijk: hoe zijn dergelijke inzichten over te brengen op de politici die de dragers van deze ontkenningsstrategie zijn? Wie het weet mag het zeggen. Maar hoe dan ook lijkt me dat het antwoord een stevige rol van het bedrijfsleven moet omvatten: Accepteer niet zomaar de plannen en maatregelen die door dit kabinet over het land worden uitgestort, maar neem stelling en voer een veel hardere politieke lobby om schadelijke koerswijzigingen om te buigen naar voortzetting van de transities.
Verschenen op Energiepodium.nl, oktober 2024