Energie
Duurzaamheid
Beleid

Naar een energietransitie 3.0

January 15, 2022
Jan Paul van Soest

 

Wat brengt de energietransitie in de toekomst? Die vraag wordt veel gesteld, maar in wezen onbeantwoordbaar: resultaten uit het verledengeven geen garanties voor de toekomst. Een blik vooruit is dus eigenlijk niet goed mogelijk. Wat wel mogelijk is, is de energietransitie weer tot de essentie terugbrengen, en op die basis af te leiden wat er zou moeten gebeuren.

 

We hebben het fenomeen energietransitie wel erg complex en verwarrend gemaakt. Het gaat over burgers, consumenten, bedrijven, netwerken, duurzame energie, CO2, methaan, elektrificatie, waterstof, de reeks is eindeloos. Wat mij betreft echter is en blijft de essentie allereerst dat de uitstoot van broeikasgassen uit het energiesysteem zodanig snel naar 0 gaat de opwarming van de aarde beperkt blijft tot 2 en liefst 1,5 graden. Al het andere zijn mogelijke middelen om dat doel te bereiken.

Wat het allereerst complex en verwarrend maakt is dat van uit geheel verschillende optieken naar dit doel kan worden gekeken. Daar begint de spraakverwarring. Kijken we sec naar hoe Nederland zo snel mogelijk naar nul kan, of naar het mondiale klimaatsysteem en energiesystemen overal ter wereld, en is de vraag hoe Nederland kan bijdragen aan een verstandig emissiepad wereldwijd?

Wat het ook complex en verwarrend maakt is dat de opties inde transitie die voor mij ‘neutrale’ middelen zijn om het klimaatdoel te halen– ik ben technologie-agnost – voor anderen helemaal niet neutraal zijn, maar doelen op zich, of wapens in een politieke strijd. De strijd tegen een kapitalistische economie, bijvoorbeeld. Of tegen fossiele brandstoffen of fossiele bedrijven. Of een strijd voor rechtvaardigheid. Het kan om legitieme doelen en strategieën gaan, daar niet van, maar als heel andere veldslagen dan reductie van broeikasgassen onder de vlag van energietransitie worden gevoerd, dan kan dat een bron van verwarring zijn. Voor mij, tenminste, met mijn ietwat ingenieurs-achtige logica: Probleem? Los op. Ander probleem? Los dat op. En dat in combinatie met een op Jan Tinbergen geïnspireerde besturingsvisie: elk doelstelling heeft zijn eigen instrumentatie nodig. In dezelfde lijn geloof ik dat elk politiek-maatschappelijk slagveld ook zijn eigen strijd nodig heeft. Als dat niet gebeurt, en alle dossiers en arena’s door elkaar heen lopen, en elke oplossing voor het ene probleem ideologisch geladen bezwaren uit een ander domein oproept, is het risico dat juist geen enkel probleem wordt opgelost. "Denn was jeder einzelne will, wird von jedem anderen verhindert, und was herauskommt, ist etwas, das keiner gewollt hat", aldus Friedrich Engels in 1890. Er is meer hindermacht dan doorzettingskracht.

 

Lappendeken

Een derde complicerende en verwarrende factor is de ongelofelijke lappendeken van interventies en instrumenten op een veelheid aandeelsystemen en schaalniveaus. Die komen overigens voort uit die onontwarbare discussies vanuit verschillende optieken, systeemgrenzen en politiek-maatschappelijke doelen: als niemand het er in wezen over eens is waar we naar toe zouden moeten koersen en wat de beste wegen zijn, kan het beleid niet veel anders dan een kuil vol halfbakken compromissen worden. Econoom en politicoloog Charles Lindblom schreef, in 1959, over “the science of muddling through”.  Dat met dit gemodder toch nog een redelijke CO2-reductie wordt bereikt mag een klein wonder heten.

Kijk maar mee. Voor de elektriciteitssector en de zware industrie is het Europese emissiehandelssysteem ETS van toepassing. Verdergaande Nederlandse interventies voor die sectoren maken voor de emissies in Europa niets uit. Toch proberen we krampachtig beleid voor de Nederlandse industrie te maken, en subsidiëren we wind- en zonne-energie dat het een aard heeft terwijl het effect vooral is dat de CO2-prijzen daardoor lager zijn dan ze zouden moeten zijn.

Voor de gebouwde omgeving moeten we ‘van gas los’/aardgasvrij, terwijl de doelstelling ‘van broeikasgas los’ zou moeten zijn. ‘Van gas los’ is ontstaan doordat de Groningse aardbevingenproblematiek voor het klimaatkarretje is gespannen. De transitie wordt hier ingevuld door een serie niet wettelijk vastgelegde planfiguren, zoals de RES die tot een ‘bod’ en locaties voor hernieuwbare opwek moeten leiden. Maar ja, die hernieuwbare opwek viel dus al onder het ETS. Daarnaast moeten voor de gebouwde omgeving transitievisies warmte worden gemaakt. Maar hoe die vervolgens moeten worden geïmplementeerd weet niemand. Er is relatief veel geld beschikbaar voor de proeftuinen aardgasvrije wijken, maar tegelijkertijd is duidelijk dat dat maar een fractie is van wat nodig is om de gebouwde omgeving werkelijk klimaatneutraal te maken.

Verkeer en vervoer alleen al wordt bestreken met een warwinkel aan incentives, vanuit Europa (emissie-eisen, en daarnaast pogingenbrandstoffen onder het ETS te brengen), en ook vanuit Nederland met onder meer vele fiscale maatregelen. Die bevorderen met name elektrisch rijden, wat ‘well to wheel’ CO2-reductie oplevert, maar de incentives zijn ook zodanig dat luxe en zware auto’s vooral worden gestimuleerd, wat juist weer indruist tegen lichten zuinig. Remmen en gas geven tegelijk, eigenlijk. De kosten zijn vele honderden Euro’s per ton vermeden CO2, waarvoor in andere sectoren een veelvoud aan CO2-reductie had kunnen worden gekocht. De scheepvaart en luchtvaart ontspringen vrijwel geheel de dans.

Te noemen is nog dat de veranderingen van het energiesysteem als gehaal vast beginnen te lopen. De stroomnetten zijn overvol, maar de netbeheerders moeten ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’ toepassen, en kunnen niet zelf regelen dat projecten in ruimte en tijd op elkaar afgestemd raken. De industrie is voor verdere verduurzaming afhankelijk van de aanleg van stroomnetten of waterstofbuizen, of beide, maar zitten locked-in in onduurzaamheid als het onduidelijk is of en wanneer die komen. Systeemintegratie is het sleutelwoord voor de komende tijd.

En zo zou ik nog een tijd kunnen doorgaan. Niet om negatief te doen, wel om de energietransitie als een chaotisch proces van vallen en opstaan, van doormodderen, fouten en lessen te karakteriseren. “Omarm de chaos”, vindt Jan Rotmans, de vader van het transitie-idee in Nederland, in zijn nieuwe boek. Dat is een mooi advies, maar neemt niet weg dat het naast die omarming toch ook goed is wat orde in die chaos te proberen aan te brengen.

 

Volgende fase in de transitie

Voor de volgende fase in de transitie lijkt me dat nodig: een helderder pad, zodat partijen die moeten plannen en investeren weten waar ze zich naar kunnen richten. En het lijkt me mogelijk. Door weer terug te gaan naar de essentie: het kerndoel van de energietransitie, een snelle reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Dat geeft een heldere agenda voor de volgende fase in de transitie, van fase 1 (het allereerste begin, droogzwemmen), fase 2(de huidige: allerlei soorten beleid) naar fase 3 (de volgende fase): leren en herordenen. Ik geef 6 wenken voor de komende fase mee.

Allereerst: dossiers (slagvelden) scheiden. Wie wil nivelleren in de inkomens- en kapitaalsverdeling en met name de laagste regionen wil helpen richt zich primair op inkomens- en kapitaalsbeleid. Wil je met Shell een appeltje schillen? Prima, schil dat appeltje vooral, maar belemmer de transitie niet met acties bijvoorbeeld door dwars voor een CCS-project te gaan liggen. Wie een eigen favoriete technologie heeft, om welke ideologische of belangenreden dan ook, doe je best om daar extra support voor te krijgen, maar hou op met afgeven op concurrerende opties, en stop met je eigen optie als panacee voor alle kwalen te promoten.

Ten tweede: handelen op het juiste systeemniveau. Nationaalbeleid voor sectoren die door het Europese ETS worden bestreken heeft klimaattechnisch niet zoveel zin, maar kan uit oogpunt van industriebeleid wel interessant zijn. Zinvol is wel sectoren die nu met nationaal beleid (moeten)worden gestuurd onder ETS te brengen, dan vallen ze ineens onder een effectiefinstrument en bijbehorend carbon budget voor die sectoren, in plaats van onder de lappendeken zonder plafond.

Ten derde: een drastische versimpeling van het bestuurlijk instrumentarium. Meer sectoren onder het ETS schuiven past in die strategie. Daarnaast zou een goede operatie zijn het gehele verdere instrumentarium voorde gebouwde omgeving, verkeer en vervoer, land- en tuinbouw en MKB door te lichten en om te katten naar vormen van directe beprijzing van CO2-emissies ter hoogte van ten minste de ETS-marktprijs toegroeiend naar de langetermijn-schadekosten van CO2 die snel oplopen naarmate we langer wachten met forse emissiereducties, van honderden tot wel duizenden euro per ton CO2.Ook het vastleggen van koolstof, bijvoorbeeld door boeren en natuurbeheerders, kan met dezelfde prijs worden beloond.

Ten vierde: een investeringsprogramma voor de infrastructuur van de toekomst, voor transport en opslag van schone energiedragers als elektriciteit, warmte en waterstof, die bij het eindgebruik geen CO2-emissiesmeer geven. Dat zal planmatig en strategisch-ruimtelijk moeten worden aangepakt. Niet meer wie het eerst komt, het eerst maalt, maar doordachte keuzes waarbij onvermijdelijk ook sommige gebieden en clusters teleurgesteld zullen zijn omdat ze niet als eerste mogen. Dat zij dan zo.

Ten vijfde: ‘smeerolie’. Een versnelde transitie kan veel ruimtelijk-landschappelijke, leefbaarheids-, gezondheids- en natuurconsequenties met zich meebrengen, waar burgers en hun organisaties op goede gronden tegen te hoop zullen lopen. Zorg voor goede procesvaardigheden om de maatschappelijke onderhandelingsprocessen die over de transitie ontstaan in redelijke banen worden geleid, en zorg voor (financiële) middelen om het accommoderen van de ongewenste neveneffecten van de transitie te kunnen belonen.

Ten zesde: voer gericht innovatie- en industriebeleid om die ontwikkelingen en bedrijfstakken die een goede kans op succes hebben én diepassen bij de Nederlandse kennis en kunde in een emissievrije wereld nu vast een impuls te geven.

Met deze richtlijnen moet nog steeds maar worden afgewacht hoe de feitelijke transitie zich zal voltrekken. Maar ze zouden wel kunnenhelpen de neuzen zoveel mogelijk dezelfde kant op te krijgen, en vooral een ontwikkel- en investeringsklimaat te scheppen dat het hoofddoel, verregaandeCO2-reductie, echt helpt realiseren.

 

Verschenen in tijdschrift Milieu, januari 2022

Lees ook: