Het begon allemaal met het kabinet Wilders-I, met gedoogsteun van de VVD en het CDA, dat om de ware aard van de constructie te maskeren de naam kabinet Rutte-I kreeg. Een rancunekabinet, mogen we wel zeggen, immers, Wilders’ palet aan emoties beweegt zich tussen boosheid en verontwaardiging. Die emoties richtten zich ook op het milieu- en klimaatbeleid dat gezien werd als grachtengordelbeleid waar Henk en Ingrid (weet u nog?) alleen maar last zouden hebben. En VVD en CDA, met toen al een lange staat van dienst inzake ontkenning of bagatellisering van ecologische problemen, meenden dat het opruimen van het milieubeleid ruim baan aan boeren en ondernemerschap zou geven. Het ministerie van VROM (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (weet u nog?) werd afgebrand en de as werd verstrooid over uiteenlopende departementen. De Feniks laat nog even op zich wachten. Joop Atsma onttakelde de milieuwinkel, Henk Bleker sloopte het natuurwarenhuis. Bleker werd recent lid van het “Forum voor Democratie” (u begrijpt de aanhalingstekens), en dat zegt genoeg: wie zich politiek verwant voelt met een steeds maffer wordende “mafklapper” als Thierry Baudet, wiens “narcisme” zelfs door een blind paard kan worden waargenomen, kan daarvoor ook niet over veel onderscheidingsvermogen hebben beschikt. De puinhopen van Wilders-I zijn nog overal zichtbaar. Duidelijk werd ook de paradox dat de operatie-“sloop het natuur- en milieubeleid” het tegendeel bewerkstelligde van wat werd beoogd.
Het idee was dat de economie verlost moest worden van al die remmende wet- en regelgeving, en dat de gewone burger weer ruimte zou krijgen voor een gewone hamburger op de barbecue. Maar als er maar een grammetje ecologische kennis in dat kabinet had gezeten, dan had men zich gerealiseerd dat er in de natuur niet zoiets bestaat als een gratis lunch. We grijpen als mensen in in een samenhangend systeem, en dat blijft niet zonder gevolgen. Daar waar we de grenzen van de ecologische gebruiksruimte naderen of al overschreden hebben, slaan de effecten terug op de economie als bron van de vervuiling, de uitputting, de klimaatverandering, de schade. Als de planeet zelf al niet terugmept, zoals deze klimaatzomer gebeurde, zijn er wel organisaties en groeperingen die via lobby, actie of een gang naar de rechter verhinderen dat de boel nog verder uit de rails loopt. We mogen ze dankbaar zijn dat ze de grenzen helpen stellen, anders komen de klappen nog harder aan. Dan moet het land moet op slot totdat eerst geborgd is dat de uitputting van het natuurlijk kapitaal tot staan komt, zie bijvoorbeeld de stikstofdiscussie. Als we eerder hadden ingegrepen was dat aanzienlijk goedkoper geweest. Penny wise bleek pound foolish: de ontmanteling van het natuur-, milieu- en klimaatbeleid kost vele, vele malen meer dan wat het geacht werd op te leveren.
Steeds vaker wordt gesuggereerd om de verdeelde en uit elkaar gespeelde kennis rond alles wat met milieu, natuur, klimaat, biodiversiteit, ruimte en leefomgeving te maken heeft weer bij elkaar te brengen, en weer tot een machtsfactor uit te bouwen. Dat is vooral op milieu- en ecologische gronden bepleit, maar we kunnen nu rustig beweren dat het economisch ook onontkoombaar is. Maak een ministerie van drukfactoren (weet u nog?), die al die voorraden en stromen beheert die de biodiversiteit, de natuur, de ruimte, het klimaat, de leefbaarheid, de gezondheid van mens, plant en dier beïnvloeden. Breng de kennis weer terug. Breng de kennis weer bij elkaar. Geef dat departement een werkwijze à la het ministerie van Financiën, dat budgetten en uitgaven, oftewel geldvoorraden en geldstromen beheert en toedeelt: analoog zijn er ook natuurlijke voorraden en stof- en energiestromen die beheerd en toegedeeld moeten worden, zodanig dat de ecologische, gezondheids- en klimaatveerkracht niet wordt overschreden. Het ministerie van Feniks lijkt me er wel een toepasselijke naam voor.
Verschenen als column in tijdschrift Milieu, oktober 2021