Tijdens de coronapandemie hebben we geleerd dat je geldgewoon zelf kunt drukken. Niet alleen de banken kunnen geld scheppen (wat ze niet zouden moeten doen), maar juist ook de overheid kan dat (die dat als enige zou moeten mogen doen). Tot voor kort bewaakten we onze beperkte centen als een Cerberus. Dat zal toenmalig minister van Financiën Wopke Hoekstra in zijn nieuwe rol als minister van Buitenlandse Zaken nog lelijk kunnen opbreken als hij zaken moet gaan doen met mediterrane landen. De Italianen zijn nog niet vergeten dat zij Nederland massaal te hulp schoten bij de Watersnoodramp in1953, en dat Nederland hen liet verzuipen toen het coronawater hen aan de lippenstond. Misschien kunnen Hoekstra en Sigrid Kaag, die nu Financiën bestiert, het eer gladstrijken.
De tijden zijn dus veranderd. We hebben nu nieuwebewindspersonen en kennelijk geld als water, en we moeten en willen dat uitgeven. Maar hoe? In het coalitieakkoord wordt maar liefst 35 miljard voor een klimaatfonds gereserveerd, en 25 miljard voor een Nationaal Programma Landelijk Gebied, dat merkwaardigerwijze ook wel ‘stikstoffonds’ wordt genoemd. Laat dat alsjeblieft niet waar zijn. De biodiversiteit verslechtert door een veelheid van drukfactoren. Door rechtszaken is in Den Haag enkel stikstof(beter: reactieve stikstofverbindingen) nu op de radar gekomen, maar laat de aanpak toch vooral over alle drukfactoren gaan die de biodiversiteit aantasten.
De gedachte ‘we lossen de problemen met een bak geld op’ heeft risico’s, namelijk dat het zicht op effectief sturende instrumenten vervaagt. Het is ten principale beter de rekening voor de nu vooral afgewentelde schade bij de veroorzaker te leggen dan met een greep in de publieke middelen de problemen op te lossen. Liever een flat rate CO-belasting,of instrumenten die zo’n model zo dicht mogelijk benaderen, dan een subsidie om de C2 te reduceren. Liever een stofstatiegeld (zie bit.ly/stofstatiegeld) voor stikstof en fosfor dan subsidiëring van sanering.
Dat laat onverlet dat er ook een boel geld nodig zal zijn voor structurele investeringen. De energie-infrastructuur die we in toekomstnodig hebben komt niet via alleen heffingen tot stand; daar zijn gerichte investeringen voor nodig. Analoog geldt dat ook de ruimtelijke ‘infrastructuur’ die de transitie ondersteunt naar een landbouw- en voedselsysteem dat binnen de planetaire grenzen opereert. Dat vergt, net zoals we dat voor de energietransitie moeten leren, een systeemvisie die maatgevend zal moeten zijn voor de maatregelen die worden genomen, hun samenhang en hun timing. Een grote zak geld die wordt besteed vanuit zo’n systeemvisie is nodig en kan werken, maar een grote zak geld die ad hoc besteed gaat worden, terechtkomt bij de luidste kelen of stokpaardjes en juist niet bij oplossingen die effectief maar politiek of maatschappelijk taboe zijn, dat is linke soep.
Neem waterstof als voorbeeld: het is helder dat een energie-én grondstoffensysteem van de toekomst niet alleen met elektronen kan worden gedreven, maar dat ook moleculen nodig zijn. Waaronder zeker waterstof of veel waterstofhoudende maar koolstofloze verbindingen. Het is aannemelijk dat daarvoor een internationale markt zal gaan ontstaan, met waterstof van alle soorten kleuren: groen (op basis van groene stroom), blauw (doorkoolwaterstoffen te kraken en de CO2 weg te bergen), in een overgangsperiode zeker ook grijs (uit koolwaterstoffen maar dan zonder CO2-afvangen opslag), en mogelijk ook wel paars (via kernenergie) en turquoise (pyrolyse waarbij waardevolle vaste koolstof ontstaat). Het beste is dan te investeren in ontwikkeling van waterstofketens, waarbij de kleur van de waterstof minder van belang is dan dat interessante ketens van de grond beginnen te komen. Een systemisch opgezet klimaatfonds bevordert de breedte en het leren; een ‘monochroom’ fonds dat alleen politiek-modieus op bijvoorbeeld groene waterstof mikt, of op noem ’ns wat, kernenergie, gaat niet brengen wat op termijn nodig is.
Ook voor de grote ruimtelijke reconstructie (zie bit.ly/transitiecoalitie) die komende jaren nodig zal om het landbouw- en voedselsysteem duurzaam te maken zit er een risico in omvangrijke geldpotten die zonder systeemvisie worden uitgegeven. Laten we ervan uitgaan dat het goedkomt. Maar daar zal nog wel hard voor moeten worden gewerkt. Immers: it’s the system, stupid.
verschenen in Tijdschrift Milieu, april 2022