Mijn vorige column dateert alweer van oktober 2021, en mon dieu, wat is de wereld veranderd. De implicaties voor energie- en klimaatbeleid zullen enorm zijn, maar nog niet in volledigheid te overzien. Al is het maar doordat alle aandacht uiteraard uitgaat naar de gruwelen van de oorlog die de andere aspecten van ons bestaan overschaduwen. In het klein merk ik dat bijvoorbeeld doordat ik normaliter, als een nieuw IPCC-rapport verschijnt, vrij snel tenminste de technical summary en de summary voor policy makers lees. Ik kon me er nu niet toe zetten.
In het groot merk ik het doordat de doorgaans enorme aandacht voor de IPCC-rapporten in de media nu veel geringer is. Nee - beschouw deze opmerking maar als een verlate 1 aprilgrap: de aandacht voor IPCC-rapporten is immers al jarenlang veel minder dan nodig is. Mede daardoor hebben tal van politici ook jarenlang de ernst van de problematiek kunnen bagatelliseren, zoals premier Mark Rutte die nog niet zo lang geleden barbecueën belangrijker vond dan klimaatbeleid.
Dat soort populisme is in de veranderde wereld natuurlijk gelukkig voorbij. Nee, sorry - nog een verlate 1-aprilgrap. Het populistische gewauwel is nog lang niet voorbij, kijk maar naar de flauwekulargumenten een groot deel van de tweede kamer aanvoerde tegen een voorgenomen onderzoek (jawel, geenmaatregel, maar onderzoek!) naar een vleestaks. Met name de VVD, het CDA en zoals te verwachten ook de Boer Beefburger Beweging.
Dat een nieuwe wereld met nieuwe doelen en spelregels is aangebroken lijkt nog niet overal helemaal doorgedrongen.
De kern van die nieuwe wereld zal zijn: natuurlijke hulpbronnen en geopolitiek. En dat vergt ingrijpende vormen van sturing.
Ga maar na.
De oorlog wordt gefinancierd via inkomsten uit cruciale hulpbronnen als olie en gas, maar ook kolen en uraan. Gazprom is het op drie na grootste bedrijf ter wereld, Rosneft de een na grootste olieproducent, na Saudi Aramco uit Saudi Arabië, dat begin dit jaar nog beroerder scoorde op vrijheid en mensenrechten dan Rusland. Oekraïne heeft een belangrijke positie als leverancier van biotische grondstoffen zoals graan en zonnebloemolie. Het land werd al in de Sovjettijd de broodmand van de Sovjetunie genoemd. Maar vlak ook Rusland zelf niet uit, ’s werelds derde tarweproducent. Rusland en Oekraïne samen zijn goed voor 30% van de wereld-tarweproductie. Natuurlijk heeft de oorlog dan gevolgen, ook voor de mogelijkheden en kosten van vleesproductie, nog los van de verdere ecologische impacts.
Het verbaast me telkens weer hoeveel markt ideologische weerstand er is tegen verstandige maatregelen die onze hulpbronnen afhankelijkheid kunnen verminderen, zoals belastingverschuiving. Mij verbaast nog meer dat deze weerstand zelfs wordt volgehouden in een situatie waarin we nu zijn beland, en waarin zelfs een blinde vink kan zien dat via de zogenaamde vrije markt oorlogen en miserabele regimes worden gefinancierd die de kopers van hun grondstoffen lekker in de waan laten dat er marktwerking is, maar die zichzelf van markteconomische uitgangspunten hoegenaamd niets aantrekken. Gevolg is dat we prijsverhogingen ten gevolge van oorlogen en geopolitieke strategieën accepteren die vele, vele malen hoger zijn dan wanneer we zelf verstandig en in een vroeg stadium hadden bijgestuurd. De gevolgen zijn onontkoombaar, hooguit kunnen we om nog een beetje in de geest van het neoliberalisme te handelen de hogere inkomens onevenredig meer compenseren voor de prijsstijgingen dan de lage.
Het collectieve onvermogen om bijtijds en beschaafd te anticiperen op ontwikkelingen die zich met een natuurwetenschappelijke zekerheid gaan voordoen is gekmakend. Met nu een gerede kans dat alle – en terechte – aandacht voor de ellende in Oekraïne (en laten we andere oorlogen en conflicten niet vergeten) ten koste gaat van klimaat- en biodiversiteitsbescherming, waarvoor we later een nog hogere prijs gaan betalen dan wanneer we in onze reacties op de Poetin’s agressie ook stevig sturen op het verminderen van afhankelijkheden van grondstoffen in combinatie met ongekend snelle reducties van impacts.
Dit jaar is het 50 jaar geleden dat het eerste rapport aan de Club van Rome verscheen. Ik las het een jaar na uitkomen op een fietsvakantie door Zuid-Frankrijk. Naast de dialogen van Plato, overigens, wat misschien mijn allergie voor drogredeneringen verklaart, waar Plato tegen ten strijde trok. Ik kijk na 50 jaar terug, naar de achtergronden van de oorlog in Oekraïne, naar de geld- en stofstromen die ons economisch systeem in standhouden, naar de vrijemarktideologie versus de geopolitieke machtsoverwegingen, naar grondstoffenschaarste en de impacts op natuurlijke hulpbronnen als klimaat en biodiversiteit. Ik kijk naar de drogredeneringen die dagelijks worden aangevoerd om niet of nauwelijks in te grijpen, en het wordt me bang te moede voor de komende 50 jaar. De uitspraak “Hoop is een kwaliteit van de ziel, en is niet afhankelijk van wat er in de wereld gebeurt”, is een parafrase van wat Vaclav Havel schreef in de nadagen van de koude oorlog. In het licht van de huidige oorlog valt het me zwaar deze wijsheid echt te omarmen.
Eerder verschenen als column, in Energiepodium april 2022