Consumenten
Klimaat

Groene groei in de knoop

February 2, 2023
Jan Paul van Soest

‘Ecomodernist’ Hidde Boersma reageerde allergisch op mijn tweet over dat NRC-stuk, en vond groei een voorwaarde voor een duurzame wereld. Hij vond dat ik moest ophouden ‘de planeet en de arbeider tegenover elkaar te zetten’. Tja. Alsof een analyse van dilemma’s ook meteen een keuze impliceert. En los daarvan: het lijkt een klassiek ‘welles-nietes’, deze oprisping van de aloude groeidiscussie.

Die startte met het befaamde Grenzen aan de Groei-rapport aan de Club van Rome, verschenen in 1972. Vorig jaar, 50 jaar na dato, besteedden de VVM en dit tijdschrift daar veel aandacht aan. Niet veel later, in 1974, publiceerde Roefie Hueting zijn proefschrift nieuwe Schaarste en Economische Groei, een onovertroffen analyse van de relatie tussen economische groei en milieuvraagstukken. En daarvoor al, in 1970, schreef hij het boek ‘Wat is de natuur ons waard?’

Die analyses worden tot op de dag van vandaag verdomd slecht begrepen. Onder meer de veelgehoorde uitspraak dat groei nodig is voor een duurzame wereld getuigt van dat onbegrip. Eerst een bewijs uit het ongerijmde: toen er nog niet zoiets was als een ‘economie’ floreerde de natuur. De eerste ‘economie’ ontstond toen mensen uit de natuur haalden wat nodig was voor hun overleven en leven, maar bij alles wat er uit de natuur werd gewonnen, kwam er per definitie mindernatuur en meer economie. Economische ontwikkeling is primair het omzetten van natuurlijke hulpbronnen in spullen en diensten die mensen graag hebben, met hulp van arbeid, en met kapitaal (wat in wezen eerder geaccumuleerde hulpbronnen + arbeid is). Dus hoezo zijn er meer spullen en diensten nodig, die bij productie en consumptie vervuilen, om het milieu te redden? De onjuistheid van die stelling is evident.

We hebben op aarde inmiddels veel economie (spullen, diensten, man-made materialen, landbouwhuisdieren) en nog maar weinig natuur en natuurlijke hulpbronnen: schone lucht, een stabiel klimaat, biodiversiteit, stabiele ecosystemen etc. Zoek maar even op ‘the great acceleration’, en dan blijkt wel hoe de economische expansie (spullen en diensten) ten koste is gegaan van de ecologische waarden. Of we dat per saldo vooruitgang vinden hangt af van hoe we beide elementen waarderen. Als we dol zijn op spullen en dienstenen minder geven om natuur en een stabiel klimaat, dan is die great acceleration een enorme vooruitgang. Maar onze waarden verschuiven; we gaan steeds meer hechten aan het holoceenklimaat waarin de mensheid zich kon ontwikkelen, aan de schoonheid en de services die natuurlijke ecosystemen ons leveren. En langzamerhand is ‘meer spullen en diensten produceren ten koste van natuurlijke hulpbronnen’ steeds minder vooruitgang of zelfs achteruitgang.

Geld is een manier om de waarde van spullen en diensten ten opzichte van elkaar te wegen. Maar die ‘geldwaarden’ gelden alleen voor wat inde economie wordt geproduceerd, niet voor wat de natuur ons biedt.

En dan begint de verwarring over groei en natuur en milieu, als de reële economie van spullen en diensten waarvan de productie en consumptie onvermijdelijk milieubelastend zijn in geld wordt gemeten. Dan raakt het zicht op wat er ‘in het echt’ gebeurt zoek.
De omvang van de economie is idealiter te bepalen door elk jaar die goederen en diensten te tellen in hun fysieke eenheden. In plaats daarvan tellen we de geldwaarden van de goederen en diensten bij elkaar op. Handig, dan is er één enkele grootheid. Maar ook onhandig, want we zien niet meer hoeveel en welke spullen een euro, of het totaal aan euro’s in het bruto binnenlands product (bbp), representeert. Geld kan immers worden gezien als een claim op goederen en diensten, een papiertje dat ooit recht geeft op producten.

Als er spullen worden gemaakt of diensten worden verleend die niet op de markt worden gebracht groeit de reële economie wel, maar het bbp niet. Als de kwaliteit van natuur en milieu achteruitgaat, zien we dat niet in het bbp. Maar als er goederen en diensten worden geproduceerd om verloren gegane natuurlijke hulpbronnen of de functies die ze vervulden te herstellen, groeit het bbp weer wel. Maar – bent u daar nog? – de echte welvaart groeit dan niet per se. Tenminste, als we welvaart correct definiëren als de behoeftebevrediging ontleend aan het omgaan met schaarse goederen (alle schaarse goederen, door de mens gemaakte en natuurlijke), en niet incorrect(want: te beperkt) als bbp.

Omdat spullen en diensten en hun effecten door geld (bbp)aan het zicht zijn onttrokken, raken velen makkelijk de draad kwijt als overgroei en duurzaamheid wordt gesproken. De onhoudbare stelling dat ‘groei nodig is om het milieu te redden’ komt uit die verwarring voort.

Een andere vraag is of (betere) bescherming van natuur en milieu samen kan gaan met groei. We moeten daarvoor terug naar een klassieke formule I = P x A x T: de Impact (op de planeet, oftewel alle planetaire grenzen) is een functie van de bevolking (Population, P), de (materiële)welvaart (Affluence, oftewel de spullen en de diensten gemeten in aantallen of in geld, bbp), en T, de stand van de technologie. T geeft weer hoeveel Impact I er is per eenheid geproduceerde welvaart A, wat we ook kunnen begrijpen als eco-efficiency : hoeveel I is er nodig om een eenheid A voort te brengen? De formule is oorspronkelijk statisch (de stand van zaken op een bepaald moment). Maar als dynamische formule is-ie interessanter: hoe veranderen de factoren P, A en T in de tijd?

Zo valt goed in te zien dat de impact kan afnemen als (P x Ax T) daalt, oftewel als de bevolking krimpt, en/of de welvaart (bbp) daalt en/of de eco-efficiency T sterk verbetert, en wel sterker dan A en P groeien. De realiteit is tot nu toe dat P en A beide groeien, en dat T geweldig verbetert, maar de groei van P en A voor de meeste impacts niet goed kan bijbenen. Dan komt de druppel-emmer-tragiek: elke nieuwe druppel die in een al volle emmer valt mag dan kleiner zijn dan de vorige (door de verbeterende eco-efficiency T), de emmer wordt toch voller dan wel blijft overstromen. Duidelijk is dan ook dat de impacts veel makkelijker naar beneden te brengen zijn als de bevolking minder hard groeit of krimpt en/of de economie minder hard groeit of krimpt.

Het is dus een kwestie van prioriteiten en van risico’s. Wat hebben we liever: een groeiende economie met het risico dat de T niet snel genoeg verbetert om de impacts op de planeet genoeg terug te brengen? Of de garantie dat we binnen de planetary boundaries komen, met het risico dat de economie niet, of niet zo snel, groeit? En als we, zoals vaak wordt beweerd (vooral ook door ecomodernisten), vooral op de technologie moeten vertrouwen, dan zouden juist zij er toch op moeten durven vertrouwen dat bij ‘Planet First!’ de economie nog verder kan groeien?

Persoonlijk geloof ik niet dat er nog veel groei overblijft als we primaat geven aan de bescherming van onze planeet, maar dat moet dan maar de prijs zijn die we voor prioriteit voor de Aarde moeten betalen (en waarvoor de rekening door inkomens- en vermogensbeleid vooral zou moeten landen bij de rijkeren). Maar bij uitstek de technologie- en groeigelovigen zouden deze strategie moeten durven omarmen. Dat ze dat niet doen lijkt me een teken dat ze misschien zelf de drogreden ‘groei is nodig om de planeet te redden’ niet geloven, of toch niet zoveel prioriteit hechten aan behoud van natuur en milieu als ze beweren.

 

Jan Paul van Soest

 

Verschenen als column in Milieu, februari 2023

Lees ook: